De gist oplossen in een weinig lauwe melk.
De bloem in een kom doen, een kuiltje maken, de opgeloste gist daarin gieten en toedekken met bloem.
De kom overdekken met een doek en in een lauwwsarme omgeving laten rijzen.
Als na ca. een uur de bloem barstjes vertoont is de gist uitgewerkt.
Door het deeg 4 eigelen roeren (het eiwit nog even apart houden) samen met een snuifje zout, de twee soorten suiker en de mals gemaakte boter. Goed kneden en er vervolgens, scheutje na scheutje, de melk en de jenever onder mengen. Het deeg moet mooi glad en homogeen zijn.
De eiwitten stijfkloppen en ze grondig maar voorzichtig (het schuim mag niet breken) mengen onder het deeg. Op nieuw bedekken met een doek en in een warme en alleszins tochtvrije ruimte laten rijzen tot het volume verdubbeld is.
De wafels bakken op de gebruikelijke manier. Elke wafel vergt een ruime soeplepel deeg. Alvorens op te dienen, laat u de wafels even "verademen" op een rooster.