Snij de uien in plakjes, de wortel in plakjes, het knoflookteentje in twee.
Meng 24 u op voorhand de ingrediënten voor de marinade in een schotel. Snijd het everzwijngebraad in plakken van 2 cm dik. Leg ze in de marinade en laat koud staan. Vergeet niet het vlees regelmatig om te draaien.
Laat het vlees uitlekken en droog wat af.
Smeer de beide zijden van de plakken everzwijn in met mosterd en wentel ze vervolgens in bloem.Laat ze zachtjes goudgeel bakken in wat boter, zout en peper. Wanneer het vlees gebakken is (het moet nog rozig zijn vanbinnen) het uit de pan halen en warm houden.
Giet de cider en de azijn in de pan, meng goed met de vleesjus en laat tot de helft indikken. Voeg er het in wat water opgeloste maïszetmeel aan toe en laat nog even doorkoken.
Ondertussen de appels schillen, het klokhuis verwijderen en in ronde plakjes snijden. Ook zachtjes goudgeel laten bakken in wat boter.
Overgiet het jonge everzwijn met de saus en dien op met appelen en kroketjes of een gratin dauphinois.