Baklava

Verwarm de oven voor op 180°C. Vet een bakvorm van 18 x 28 cm in.
Rol het filodeeg uit, bestrijk één vel met gesmolten boter en bekleed er de vorm mee; schuif het deeg voorzichtig omhoog over de wanden. Herhaal met nog twee vellen deeg; schuif het deeg voorzichtig in de hoekjes en laat over de randen van de vorm hangen.
Meng de noten in een kom met het broodkruim en de speculaaskruiden en schep dit mengsel over het deeg in de vorm.
Snijd de overgebleven vellen deeg in de breedte doormidden en bestrijk elk stuk met boter. Leg de helft van het gehalveerde deeg over de vulling en stop overhangende randen in. Dek af met de rest van de beboterde vellen deeg. Kerf met een scherp mes een ruitpatroon in de bovenkant van het deeg. Zet 30 minuten in de oven tot het deeg goudbruin is.
Verhit intussen de honing met het citroensap zachtjes in een pan. Neem de gare baklava uit de oven en giet er de warme siroop over. Laat de baklava volledig afkoelen en snijd hem dan in ruitjes; volg daarbij het patroon in het deeg.
Dien op.