Kersentaart

Zeef de bloem op een koud werkvlak. Maak een kuiltje in de bloem en strooi er 50 g suiker en 100 g ijskoude boter in blokjes omheen. Giet het water in het kuiltje en kneed met koude handen een kruimelig deegje. Zet 2 uur afgedekt in de koelkast.
Wrijf de kersen droog schoon, haal de steeltjes eraf en ontpit ze. Bestrooi ze met 1 eeetlepel fijne suiker en het kaneelpoeder. Zet ze 2 uur in de koelkast.
Roer 125 g zachte boter met 125 g fijne suiker en 100 g amandelpoeder tot een homogene pasta. Voeg er de losgeklopte eieren en het uitelopen kersensap aan toe. Roer tot een gladde, homogene crème.
Rol het deeg uit en leg het in een ingevette taartvorm. Strooi de rest van het amandelpoeder op de bodem. Schep er de kersen in en strijk er de botercrème over uit. Bak ca. 35 min. op 200°C.
Ontvorm de taart meteen. Strijk er een dun laagje gelei op. Laat afkoelen en bestrooi met gezeefde bloemsuiker.